Hieronder vind je van elk onderwerp in de Canon een korte introductie. Ben je benieuwd naar de volledige verhalen? Bestel dan de Canon van de Nederlandse natuur.
3 miljard jaar geleden
3 miljard jaar geleden
Die lekkere geur die je ruikt na een zomerse bui heeft een naam: petrichor. Het is een zware, wat zoete geur die ontstaat door drie componenten: geosmine, plantaardige oliën en ozon. Kamelen kunnen geosmine ruiken op 75 kilometer afstand.
Lees verder in de Canon van de Nederlandse natuur.
66 miljoen jaar geleden
66 miljoen jaar geleden
In oktober 1778 vonden steenhouwers in het Noordelijk Gangenstelsel van de Sint-Pietersberg de kaken van een onbekend dier. Nu waren er wel vaker botten en fossielen in de mergelgroeven aangetroffen, maar deze vondst was wel heel fraai, het was zelfs een bijna complete schedel. Het ‘Groote Beest’ werd voorzichtig uitgegraven en tentoongesteld in een grot achter het buitenhuis van de eigenaar van de grond.
Na bestudering van de botten concludeerde de Franse wetenschapper Cuvier dat het een uitgestorven hagedissensoort was, verwant aan de varanen. Dat soorten konden uitsterven was, vijftig jaar voor Darwin, een volstrekt nieuwe gedachte.
Lees verder in de Canon van de Nederlandse natuur.
320.000 v.Chr.
320.000 v.Chr.
Alle paddenstoelen zijn mooi, maar ééntje springt er toch wel met kop en steel bovenuit: de vliegenzwam. Het is de iconische paddenstoel, rood met witte stippen. Die witte stippen zijn de restanten van het witte omhulsel dat om de vliegenzwam zat bij zijn geboorte. Hij begint namelijk in een soort ei, barst er dan uit, groeit en groeit en vormt ten slotte de bekende rode hoed. Als het regent, spoelen die eiresten er geleidelijk af en krijgt de rode hoed een meer oranje kleur.
Vliegenzwammen groeien vooral in loofbossen en dan met name onder berken, eiken en beuken, maar je vindt ze ook onder sparren en dennen. Dat heeft een reden; de paddenstoel die zijn kop boven de grond uitsteekt is maar een deel van de hele plant: het grootste deel zit onder de grond. Vliegenzwammen zijn giftig, maar niet zo dat je er dood aan gaat. Met mate gebruikt, hebben ze geestverruimende eigenschappen.
Lees verder in de Canon van de Nederlandse natuur.
125.000 v.Chr.
125.000 v.Chr.
Even terug naar 126.000 jaar geleden. De voorlaatste ijstijd (het Saalien) loopt af en een warmere periode breekt aan, het Eemien. Het landijs trekt zich terug en als souvenir laten de gletsjers enorme stenen achter, meegevoerd uit Scandinavië en nu prominent aanwezig in het nog boomloze landschap. Op die stenen verschijnen al snel vlekken van organismen in allerlei kleuren die barre kou weten te trotseren: korstmossen.
In Nederland komen ongeveer zevenhonderd soorten korstmossen voor, maar door de opwarming van de aarde komen er elk jaar nieuwe bij en verdwijnen andere.
Lees verder in de Canon van de Nederlandse natuur.
9000 v.Chr.
9000 v.Chr.
In Nederland leeft een zoogdier dat even zeldzaam is als de reuzenpanda of de Siberische tijger. Het is de bedreigde noordse woelmuis. Binnen Europa leeft deze in het uiterste noorden van Scandinavië en verder oostwaarts tot in Oost-Europa. Daarbuiten zijn er enkele geïsoleerde populaties, allemaal relicten uit de laatste ijstijd, die 11.700 jaar geleden eindigde. De noordse woelmuis vormde toen nog een aaneengesloten populatie in heel noordelijk Europa, tot aan de Alpen en de Pyreneeën. Toen het klimaat opwarmde, kon de noordse woelmuis zich alleen handhaven in uitgesproken koude en natte gebieden. Nederland is een van die landen.
Lees verder in de Canon van de Nederlandse natuur.
8500 v.Chr.
8500 v.Chr.
In Nederland leven ongeveer twaalf miljoen varkens. Daarmee heeft ons land de hoogste varkensdichtheid per vierkante kilometer ter wereld. De meeste mensen zien, horen en ruiken ze niet; de varkens zitten opgesloten in stallen, vooral in Brabant, Limburg en Gelderland. De meeste hiervan zijn vleesvarkens.
Het varken stamt af van het wild zwijn, ook wel ever, of everzwijn genoemd. Het is het bekende zwartharige wilde varken dat we goed kennen van de Veluwe en het zuidoosten van Nederland. Of anders wel uit de strips van Asterix en Obelix.
Archeologische bewijzen tonen aan dat het everzwijn al in circa 10.500 v.Chr. werd gedomesticeerd in het huidige Irak. Tweeduizend jaar later kwamen die tamme varkens aan in Europa, meegevoerd door de landbouwers die geleidelijk Europa binnentrokken. Geleidelijk aan veranderde het zwijn van een harig beest met slagtanden in een roze varken met een dik achterwerk en een krulstaart.
Lees verder in de Canon van de Nederlandse natuur.
8000 v.Chr.
8000 v.Chr.
De aardhommel is een van de meest voorkomende hommels van Nederland. Het meest opvallend aan hommels is hun sterke beharing. Eigenlijk zijn het grote bijen met een winterjas. Ze kunnen daarom in koude streken overleven, in het noorden of hoog in de bergen. Omdat ze zo goed tegen de kou kunnen, kun je al heel vroeg in het jaar hommels aantreffen. De koningin kan al midden februari uit haar winterslaap ontwaken. In de vroege voorjaarszon kun je hommelkoninginnen vaak met meerdere bij elkaar op de grond zien zitten, waar ze zich met hun achterlijf in de zon opwarmen. Zo vroeg in het jaar bloeien er nog nauwelijks planten en de jonge koninginnen vliegen dan ook massaal op wilgenkatjes, vaak met tientallen tot meer dan honderd op één boom. Ook paardenbloemen, hondsdraf en klein hoefblad zijn belangrijke nectarplanten.
Lees verder in de Canon van de Nederlandse natuur.
7000 jaar v.Chr.
7000 jaar v.Chr.
Koralen hebben een exotische klank. We kennen ze van (al dan niet foute) souvenirs uit verre landen of van natuurdocumentaires op tv van National Geographic, maar bijna niemand weet dat voor de Nederlandse kust ook een vertegenwoordiger van de koralen leeft: de dodemansduim. Toegegeven, kleiner, zachter en minder felgekleurd dan de harde rifkoralen in tropische zeeën, maar niettemin een koraal.
De dodemansduim is niet één dier, maar in feite een kolonie van dieren, die met elkaar een hand- of vingervormige structuur vormen.
Lees verder in de Canon van de Nederlandse natuur.
6000 v.Chr.
6000 v.Chr.
De heide, toppunt van de Nederlandse natuur in de herfst vanwege de paars bloeiende velden, is door mensen gemaakt. Vanaf zesduizend jaar voor de jaartelling druppelden immigranten uit Zuidoost-Europa Nederland binnen en begonnen stukje bij beetje het bos af te branden. Het waren veehoudende boeren, die open land nodig hadden voor hun dieren en bescheiden akkertjes. De vruchtbare as leverde voedingsstoffen voor de gewassen die ze teelden. Zodra de grond was uitgeput, was een ander stuk bos aan de beurt. Op de voormalige akkers kreeg heide de kans. Op de meer drassige delen van het land gewone dophei (Erica tetralix), op de drogere delen struikhei (Calluna vulgaris).
Lees verder in de Canon van de Nederlandse natuur.
5000 v.Chr.
5000 v.Chr.
Eigenlijk is Nederland te koud voor de ringslang. Maar dankzij de mens en zijn vee kan de ringslang zich al duizenden jaren handhaven op onze breedtegraad. De composthopen en mesthopen bij boerderijen vormen uitstekende voortplantingsplaatsen om eieren in uit te broeden, zelfs beter dan de natuurlijke plekken, zoals bladerhopen of rottende boomstronken.
Uit archeologisch onderzoek blijkt dat ringslangen hier al voorkomen sinds het neolithicum, in Noordwest-Europa 5300 tot 2400 jaar voor de jaartelling. Mensen en ringslangen moeten elkaar dus frequent zijn tegengekomen. Onze voorouders zagen de slang als een geluksbrenger en beschermer van het vee.
Lees verder in de Canon van de Nederlandse natuur.
4e eeuw v.Chr.
4e eeuw v.Chr.
Aristoteles noemde ze de ‘ingewanden van de aarde’, Cleopatra verklaarde ze heilig en voerde de doodstraf in op het verwijderen van wormen en Darwin bestudeerde ze maar liefst 39 jaar. Zijn laatste boek was geheel gewijd aan de regenworm die voordien juist werd veracht door serieuze biologen. Wat maakt regenwormen nou zo bijzonder?
Wereldwijd zijn er circa zevenduizend soorten regenwormen. Ze komen het meest voor in een gematigd klimaat waarin het veel regent. In Nederland leven ongeveer dertig soorten. Ons land heeft dus niet het grootste aantal soorten, maar wel een van de grootste dichtheden aan regenwormen ter wereld.
Lees verder in de Canon van de Nederlandse natuur.
1000
1000
Als één boom het verdient om uitgeroepen te worden tot nationale boom, dan is het wel de knotwilg. Hij is kenmerkend voor het Nederlandse landschap: hij staat in moerassen, langs rivieren en bij waterkanten. Talloze malen zijn knotwilgen door schilders afgebeeld, bijvoorbeeld ook door Van Gogh. Het is ook een boom waarvan de takken gebruikt werden voor tal van gebruiksvoorwerpen.
De knotwilg staat daarmee symbool voor hoe Nederlanders eeuwenlang met de natuur zijn omgegaan: reguleren, snoeien en letterlijk beknotten. De beknotte boom van hooguit twee, drie meter, die niet weelderig mag uitgroeien tot de imposante hoogten die bijvoorbeeld een eik kan bereiken.
Lees verder in de Canon van de Nederlandse natuur.
©2024 KNNV Uitgeverij